Weerklank lied 139
1 Alles wat over ons geschreven is
gaat Gij volbrengen deze laatste dagen,
alle geboden worden thans voldragen,
alle beproeving van de wildernis.
2 Gods schepping die voor ons gesloten bleef
ontsluit Gij weer, Gij opent onze harten,
die zoon van David zijt en man van smarte,
koning der Joden die de dood verdreef.
3 Jezus, de haard van uw aanwezigheid
zal in ons hart een vreugdevuur ontsteken.
Gij gaat vooraan, Gij zult ons niet ontbreken,
Gij hogepriester in der eeuwigheid.
4 Gij onderhoudt de vlam van ons bestaan,
aan u, o Heer, ontleent het brood zijn leven,
ons is een lofzang in de mond gegeven,
sinds Gij de weg van ’t offer zijt gegaan.
5 Dit is uw opgang naar Jeruzalem
waar Gij uw vrede stelt voor onze ogen,
vrede aan allen die uw naam verhogen:
heden hosanna, morgen kruisig Hem!
Eerlijk gezegd was ik een beetje bang dat dit gezang de bundel Weerklank niet zou halen, vanwege relatieve onbekendheid in hervormd – gereformeerde kring. Ik was dan ook blij verrast dat het toch is opgenomen. En ook nog op de enig passende plaats, namelijk als eerste lied in de categorie gezangen voor de Lijdenstijd. De eerste regels maken dat meteen, duidelijk als het gaat over ‘alles wat nu volbracht gaat worden deze veertig dagen’.
Jezus zelf heeft op meerdere momenten over zijn lijden en sterven gesproken als een voltooiing van alles wat er in de wet en de profeten over Hem geschreven staat. In dat licht staat heel zijn kruisgang.
Voor mijzelf is dit lied onmisbaar geworden om de 40-dagen tijd mee in te gaan. Het oogt wellicht wat cryptisch, bij nader inzien blijkt het echter doorspekt van allerlei Bijbelse noties die licht werpen op de betekenis van het kruis. Zo wordt in het 2e couplet gezinspeeld op Christus als de 2e Adam die herstelt wat de 1e Adam onmogelijk heeft gemaakt. In het derde couplet wordt die lijn verder doorgetrokken in het beeld van Christus als ‘leidsman en voleinder van het geloof’. In combinatie met de verwijzing naar het Brood in vers vier is dit lied ook zeker geschikt voor een dienst waarin het Avondmaal wordt gevierd.
De mooie melodie van Frits Mehrtens is vrij sober. Zelf zegt hij daarover (in het Compendium bij het Liedboek voor de kerken), dat hij zich aangesproken voelde door het woord Hogepriester in het 3e couplet. Dat woord moest naar zijn idee alle nadruk krijgen. Vandaar dat de enige ‘uitschieter’ in de melodie bij dat woord te vinden is: Gíj, Hogepriester in der eeuwigheid. Voor wie dat weet, wint dit mooie lied nog meer aan zeggingskracht!
Ds. A.D.J. Wessels
Woudenberg
Klik hier voor meer informatie.
Klik hier om het nummer te beluisteren.